1. Het voortgezet gebruik van woning en inboedel (artikel 4:28 BW)

Als de woning die de echtgenoot van erflater bij diens overlijden bewoont tot de nalatenschap of ontbonden huwelijksgemeenschap behoort, is de echtgenoot jegens de erfgenamen bevoegd deze woning voor een periode van zes maanden te gebruiken. Het gaat dan volgens de wet om het voortgezet gebruik. Overigens geldt dit artikel niet alleen voor echtgenoten, maar ook voor (andere) personen die met erflater tot diens overlijden een duurzame gemeenschappelijke huishouding hebben gevoerd. Niet van belang is of erflater de woning ten tijde van zijn overlijden ook daadwerkelijk bewoonde. Het kan dus ook om een tweede woning gaan. Het voortgezet gebruik van de woning geldt ook voor het gebruik van de inboedel.

  1. Het vruchtgebruik op de woning en de inboedel (artikel 4:29 BW)

De (gedeeltelijk) onterfde echtgenoot kan de erfgenamen verplichten tot medewerking aan de vestiging van een vruchtgebruik op de woning en de inboedel op de tot de nalatenschap van erflater behorende woning. Voorwaarde daarbij is dat de echtgenoot ten tijde van het overlijden van erflater die woning bewoonde, al dan niet tezamen met erflater. In beginsel zijn de erfgenamen verplicht hun medewerking te verlenen aan het vestigen van voornoemd vruchtgebruik.

  1. Het vruchtgebruik op andere goederen (artikel 4:30 BW)

De echtgenoot kan aanspraak maken op de vestiging van een vruchtgebruik op andere goederen die tot de erfenis van erflater behoren. De erfgenamen zijn verplicht hun medewerking te verlenen aan het verstigen van voornoemd vruchtgebruik voor zover de echtgenoot daar voor zijn verzorging behoefte aan heeft.

  1. De som ineens voor het kind (artikel 4:35 BW)

De wet bepaalt dat een kind recht heeft op een som ineens als een kind van de erflater voor zijn verzorging en opvoeding (tot 18 jaar) of voor zijn levensonderhoud en studie (tot 21 jaar) daaraan behoefte heeft.

  1. De som ineens als beloning voor vroegere arbeid: salaire differé (artikel 4:36 BW)

De wet bepaalt dat een kind, stiefkind, pleegkind, behuwdkind of kleinkind van erflater aanspraak kan maken op een som ineens als beloning voor de door hem of haar – gedurende zijn of haar meerderjarigheid – verrichte arbeid in de huishouding van erflater of he door erflater uitgeoefende beroep of bedrijf zonder daarvoor een passende beloning te hebben ontvangen.

  1. De overdracht van goederen dienstbaar aan de onderneming van erflater (artikel 4:38 BW)

Dit artikel verschaft de voortzetter van de onderneming van erflater het recht op overdracht, mits aanwezig, van goederen en aandelen.

 

De kantonrechter en de geschillen ter zake het vruchtgebruik van de langstlevende

Het vruchtgebruik zoals bedoelt in artikel 4:29 en 4:30 BW is een verzorgingsvruchtgebruik. In beginsel zijn de erfgenamen verplicht hun medewerking te verlenen aan het vestigen van het vruchtgebruik op de woning en de inboedel en voor zover nodig voor de verzorging van de echtgenoot, dienen zij hun medewerking te verlenen aan het vestigen van het vruchtgebruik op andere goederen. Het verschil tussen deze twee artikelen is dat bij artikel 4:29 BW de erfgenamen moeten aantonen dat de echtgenoot het vruchtgebruik op de woning en de inboedel niet nodig heeft. Bij artikel 4:30 BW ligt de bewijslast bij de echtgenoot, in die zin dat hij moet aantonen dat hij het vruchtgebruik op de andere goederen nodig heeft voor zijn verzorging. Een rechthebbende of hoofdgerechtigde heeft de mogelijkheid op grond van artikel 4:33 BW de kantonrechter te verzoeken de verplichting tot medewerking aan het vestigen van het vruchtgebruik op te heffen dan wel het vruchtgebruik te beëindigen. Ook biedt dit artikel de nodige mogelijkheden om het vruchtgebruik te beperken.

 

De kantonrechter en de geschillen ter zake de sommen ineens

Geschillen tussen partijen over de toepassing van artikel 4:35 en 4:36 BW worden op grond van artikel 4:34 lid 4 op verzoek van de meest gerede partij beslist door de kantonrechter. Voor geschillen over de toepassing van de regeling van de sommen ineens is uitsluitend de kantonrechter bevoegd. Het verzoekschrift moet worden gericht tegen de gezamenlijke erfgenamen, tenzij er een executeur of vereffenaar is benoemd en deze benoeming is aanvaard. In dat geval moet – vanwege de privatieve bevoegdheid van de executeur dan wel vereffenaar – de procedure worden ingesteld tegen de executeur dan wel vereffenaar. De vorderingen van artikel 4:35 en 4:36 BW zijn pas opeisbaar zes maanden na het overlijden van erflater. Voor uitoefening van de andere wettelijke rechten gelden korte verval- en verjaringstermijnen.

 

De rol van de kantonrechter bij artikel 4:38 BW

De wet biedt een (stief)kind van de erflater die het beroep of bedrijf van de erflater voortzet de mogelijkheid aan de kantonrechter te verzoeken de rechthebbende te verplichten tot overdracht van de goederen – tegen een redelijke prijs – die behoren tot de ontbonden huwelijksgemeenschap of nalatenschap van erflater. De goederen moeten dienstbaar zijn aan het door erflater uitgeoefende beroep of bedrijf. Deze mogelijkheid is – onder voorwaarden – ook in de wet opgenomen voor de aandelen in een vennootschap (NV/BV). In beginsel zal de kantonrechter het verzoek toewijzen als daarmee een zwaarwegend belang van het (stief)kind wordt gediend en in vergelijking hiermee het belang van de rechthebbende (echtgenoot en/of andere erfgenaam) niet ernstig wordt geschaad. De kantonrechter kan bij toewijzing van het verzoek nadere regelingen treffen.