Verzwegen vermogen

De erfgenamen zijn samen gerechtigd tot de nalatenschap en als deelgenoten zullen zij de nalatenschap uiteindelijk met elkaar moeten verdelen. Het is daarbij van belang dat voor iedereen duidelijk is waar de nalatenschap uit bestaat en wat er dus allemaal te verdelen is. Alle erfgenamen kunnen met het oog daarop vorderen dat een verdeling van de nalatenschap aanvangt met een boedelbeschrijving, maar zij blijven daarbij wel in hoge mate afhankelijk van de juistheid en volledigheid van de over en weer door hen verschafte inlichtingen omtrent het bestaan van tot de nalatenschap behorende goederen.

Hier gaat het wel eens mis. Het kan voorkomen dat door toedoen of nalaten van een van de erfgenamen een onvolledig beeld bestaat van de te verdelen nalatenschap. Een erfgenaam zou een goed van de nalatenschap verborgen, zoek gemaakt of verzwegen kunnen hebben. Bijvoorbeeld door de juwelen uit de kluis van erflater te halen om thuis te verstoppen, of door bewust geen melding te maken een bij hem bekende Zwitserse bankrekening van erflater, of door te verzwijgen dat hij nog een schuld uit hoofde van een geldlening had aan erflater. De juwelen, het Zwitserse tegoed en de vordering uit geldlening maken allemaal deel uit van de nalatenschap. Als dat uiteindelijk boven water komt, zullen deze goederen dus alsnog betrokken moeten worden in de verdeling van de nalatenschap. Maar juist om dit soort oneerlijk gedrag van de deelgenoten tegenover elkaar te ontmoedigen, staat er op de verzwijging van een gemeenschappelijk goed een straf.

De verbeurdverklaring bij vermogen uit de nalatenschap

Wellicht dat strafrechtelijke vervolging van de erfgenaam die een goed verduisterd of gestolen heeft aan de orde kan zijn, maar in ieder geval kent de wet een civielrechtelijke sanctie. De erfgenaam die een goed van de nalatenschap opzettelijk zoek gemaakt, verborgen of verzwegen had, verbeurt op grond van artikel 3:194 lid 2 BW zijn aandeel in dat goed namelijk aan de andere deelgenoten. Hij doet in de verdeling dan dus niet meer mee voor wat betreft het door hem verzwegen goed; dat wordt dan alleen nog tussen de andere erfgenamen verdeeld.

Dat is een zware sanctie, die alleen kan worden toegepast als aangetoond wordt dat de erfgenaam die het goed verzwegen heeft daadwerkelijk wist dat het tot de nalatenschap behoorde. Dat de erfgenaam dit (niet wist maar wel) had behoren te weten, is volgens de Hoge Raad onvoldoende om van opzet te kunnen spreken die tot een verbeurdverklaring kan leiden. Voor een verbeurdverklaring is dus nodig dat aangetoond wordt dat de erfgenaam wist dat het verzwegen goed tot de nalatenschap, maar dat is tegelijkertijd ook voldoende. Er hoeft niet ook nog eens aangetoond te worden dat de verzwijgende erfgenaam de opzet had de andere erfgenamen of schuldeisers van de nalatenschap te benadelen.

Van belang is bovendien dat ieder verzwijgen tot een verbeurdverklaring kan leiden tot verbeurdverklaring, ook als er nog geen verdeling heeft plaatsgevonden. Het is dus niet zo dat een erfgenaam op het moment dat het aan de orde is kan verzwijgen dat een bij hem bekend goed tot de nalatenschap behoort, en vervolgens tot inkeer kan komen en een verbeurdverklaring kan voorkomen door vóór de verdeling alsnog melding te maken van het goed. Als een eenmaal plaatsgevonden verzwijging naderhand zou kunnen worden hersteld, zou immers niet of nauwelijks meer sprake zijn van een ontmoediging van oneerlijk gedrag waarvan afschrikwekkende werking uitgaat. Alleen onder bijzondere omstandigheden, die de erfgenaam die zijn aandeel in het desbetreffende goed in beginsel heeft verbeurd zou moeten stellen en bewijzen, zou een beroep op artikel 3:194 lid 2 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kunnen zijn. Maar in beginsel geldt: eens verzwegen blijft verzwegen.

Wat te doen bij het vermoeden van verzwijgen van vermogen van de nalatenschap?

Zoals gezegd zijn erfgenamen in hoge mate afhankelijk van de juistheid en volledigheid van de over en weer door hen verschafte inlichtingen omtrent het bestaan van tot de nalatenschap behorende goederen. Een erfgenaam kan zelf op allerlei manieren proberen de omvang van de nalatenschap in kaart te brengen, maar voor goederen die alleen bekend zijn bij een andere erfgenaam, is hij afhankelijk van de informatie die hij hierover van die ander krijgt. Wat moet je doen  als je het vermoeden hebt dat een van de andere erfgenamen vermogensbestanddelen achterhoudt?

In de eerste plaats is het belangrijk dat je die andere erfgenaam uitdrukkelijk vraagt om informatie te verstrekken over de goederen van de nalatenschap. Wellicht dat hij dan een volledige opgave zal geven, maar het is evenzeer van belang om een antwoord te krijgen voor het geval hij niet volledig zal blijken te zijn. Immers: als later zal blijken dat zijn antwoord daarop onvolledig is, zou hij zijn aandeel in het verzwegen goed daarmee al verbeurd kunnen hebben. Indien je het vermoeden houdt dat er goederen verzwegen worden, zou je kunnen vorderen dat een notariële boedelbeschrijving gemaakt wordt, waarbij de erfgenamen tegenover de notaris de eed of de belofte moeten afleggen dat zij geen goederen die zij vóór de beschrijving onder zich hadden hebben verduisterd. Mogelijk dat die eed, althans de mogelijke strafrechtelijke gevolgen van meineed, ertoe leidt dat de erfgenaam wel volledig is in zijn opgave van de goederen van de nalatenschap.

Indien de erfgenaam van wie je vermoedt dat hij goederen van de nalatenschap verzwijgt, uitdrukkelijk – eventueel in een notariële boedelbeschrijving met eedsaflegging – verklaard heeft waar de nalatenschap volgens hem uit bestaat en je die vermoedens nog steeds hebt, dan zal je moeten bezien of die vermoedens om te zetten zijn in een bewijs van het bestaan van het goed en de wetenschap daarvan bij de verzwijgende erfgenaam. Dat zou bijvoorbeeld kunnen in een (voorlopig) getuigenverhoor, of in een kortgedingprocedure waarin op grond van artikel 843a Rv gevorderd wordt dat de erfgenaam afschrift of inzage geeft van bepaalde bescheiden die betrekking hebben op goederen waarvan je vermoedt dat die verzwegen worden. En uiteindelijk, als er een reële kans is dat je in rechte kunt aantonen dat er een goed opzettelijk verzwegen is, zal in het kader van de verdeling van de nalatenschap gevorderd kunnen worden dat de rechter voor recht verklaart dat die erfgenaam zijn aandeel in het verzwegen goed verbeurd heeft.

Meer hulp nodig? Advocaten Familie- & Erfrecht helpt u graag. Kijk op familie-erfrecht.nl voor professionele hulp.